Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (10)

Al met al werd de reis naar Moskou een van de indrukwekkendste die ik ooit heb gemaakt en ik had dan ook helemaal geen zin om terug te gaan. We brachten die laatste middag door met het bezoek aan een paar uiteenlopende gelegenheden. Alexander, die zich verre van alcohol had gehouden, lustte nu ook wel wat.

Heel leerzaam was een bezoek aan een sexshop, waar de gebruikelijke artikelen lagen uitgestald die we hier ook kennen – met één enkel verschil. Alles was op een zuiver heteroseksueel publiek gericht, maar Alexander voerde me via een verborgen deur naar een achterkamertje, waar hij een boek voor me uitzocht met daarin foto’s van zeer goed gebouwde Russische mannen. Hier zou zoiets kunstfotografie heten maar daar was het verboden waar.

Van homofobie had ik in die dagen in Moskou niets gemerkt. Pas een paar maanden later zou ik in de pers lezen dat de Moskou Gay Pride door de oproerpolitie uiteen gedreven was.

De ondergrondse in Moskou was heerlijk ruim en schoon in tegenstelling tot die van New York en ik ging zo op in de verschillende bouwstijlen van de stations dat ik vergat foto’s te nemen. Of eerlijker gesteld: ik vergat mijn compact camera goed in te stellen waardoor al dat moois alleen onscherpe beelden opleverde wat ik uiteraard pas bij thuiskomst ontdekte.

Ik was sowieso een beetje de kluts kwijt. Alexander bood heel tactisch aan mijn koffer dragen. Dmitri, de rechterhand van Alexander, zorgde ervoor dat ik niet meegezogen werd in meutes passerende forenzen, want de wodka had me inmiddels goed in de greep en Olga, charmant als altijd, bleef me als de best denkbare gids over Rusland vertellen.

Zo moeilijk als het was het land binnen te komen, zo makkelijk bleek het onder haar begeleiding door de douane te lopen om het land weer te verlaten. Bij elke versperring stak zij haar hand omhoog, riep iets in het Russisch en meteen konden we verder, terwijl anderen moesten wachten.

Het afscheid kostte me moeite, maar ik had me verheugd om in een Aeroflot Airbus plaats te nemen, dus dat had iets goed kunnen maken, ware het niet dat ik, toen ik eenmaal in de ruime fauteuil had plaatsgenomen, acuut in slaap viel en ergens boven Hoofddorp pas weer wakker werd. Naar de gezichten van de passagiers om me heen te oordelen, had ik stevig zitten snurken ook.

Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (7)

 Gisteren keek ik naar de inauguratie van Medvedev en even snapte ik helemaal niets van het leven. Wat een vreugdeloos fenomeen is die Poetin toch; een soort Balkenende op steroïden. Zijn hang naar tsaristische glorie zou ontroerend kunnen zijn, ware het niet dat hij in zijn mimiek en gedrag zo duidelijk uitstraalt een sociopaat te zijn met plannen die zijn krediet ontstijgen.

Eén ding moet ik hem en Medvedev nageven: ze deden wel hun best in conditie te blijven met die lange wandelingen over eindeloze rode lopers en met kanonnenvlees gevulde pleinen. Aan gevoel voor theater ontbrak het zeker niet.

Poetin gaf de meest inhoudsloze speech die ik sinds lang heb gehoord. Ongehoord vaag was hij, zelfs voor Nederlandse begrippen.

Alexander Donskoy

Het is een schril contrast met zo’n Alexander Donskoi die zonder bodyguards door de stad loopt en een Rusland voor ogen heeft waar ruimte is voor meer dan alleen corruptie en marsmuziek.

Steeds weer stelt hij zich verkiesbaar voor de doema. Aanhang en goodwill heeft hij als oud-burgemeester van Archangelsk genoeg, maar even zo vaak ontvangt hij een ambtelijk schrijven dat hij buitenspel wordt gezet, zonder opgave van redenen.

Niet dat de door god of het lot boven ons gestelde cententellers, die zo graag op de fiets gezien worden, zoveel democratischer van aard zijn, maar uiteindelijk is het internationaal gezien van geen enkel belang wat hier in Nederland gebeurt. Poetin daarentegen gaat de toekomst van dit hele continent mee bepalen – tot 2024. Althans, dat vrees ik.

Wat ik in Moskou vooral als opmerkelijk heb ervaren is de daadkracht van de mensen. U ziet een voorbeeld op de foto bovenaan de pagina. In april startte Alexander met de uitvoering van zijn plannen voor het grootste seksmuseum van de wereld. Hij huurde aan de Novy Arbat een immense ruimte waar niets dan puin en stof was. In juni stond zijn museum er – in volle glorie.

Drie maanden, dat is ongeveer wat wij Nederlanders nodig hebben om beschikbaarheidsdata te synchroniseren voor een reeks slopende vergaderingen waar uiteindelijk een halfzacht compromis uit komt dat uitsluitend voor de vergaderaars zelf bestaansrecht heeft.

Sommige salarissen zouden in Nederland misschien beter aanwezigheidspremies genoemd kunnen worden. Of heeft u toevallig de laatste tijd nog wel eens een ambtenaar, of andersoortig kantoormens aan de telefoon gehad zonder dat vertrouwde gevoel te krijgen belminuten verpist te hebben?

Toegegeven, hier hoef je die mensen niet om te kopen zoals in Rusland. Dat is allemaal al keurig vooraf in BTW en accijnzen verrekend.

Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (6)

Wat me na een paar dagen begint op te vallen in Moskou is het kleurgebruik op straat. Ik wijt het eerst aan mijn drankgebruik, maar na thuiskomst leveren de foto’s hetzelfde beeld op. Nooit heb ik ergens zoveel verschillende kleuren naast elkaar gebruikt zien worden op zo’n ingetogen wijze.

De eerste stad in de wereld waar ik gefascineerd raakte door kleuren was Los Angeles, maar daar waren de kleuren hard, schreeuwerig soms. Ik fotografeerde toen nog op Kodachrome film wat dat effect alleen maar versterkte. In Moskou lijkt alles echter in pasteltonen te zijn geschilderd, van de Tsaristische herenhuizen tot en met de nieuwbouw van herrijzend klein Rusland.

Nu vind ik kleuren sowieso al snel schreeuwen. Net zoals ik een café met harde muziek ook altijd zal mijden. Het zal iets neurologisch zijn. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ik in mijn werk aan zwart-wit vasthoudt. Ik heb daar allerlei doordachte redenen voor die steevast klinken als de excuses van een oude fotograaf die niet met zijn tijd meegaat, maar het feit blijft dat ik een broertje dood heb aan primaire kleuren.

Naast felle kleuren en lawaai heb ik het ook niet zo op kunstenaars die van een reis terugkomen en naar Jan en Alleman lopen uit te galmen dat zij zo ‘ontzettend geïnspireerd zijn’ door hun recente omzwervingen. Zoals ik ook schrijvers die lyrisch over hun ‘muze’ spreken vroeg of laat bij een mindere tekst graag van de volgende kritiek voorzie: ‘Nou, nou, nou… Dat moet je wel héél vroeg geschreven hebben, want de muze stinkt hier nog aardig uit de mond.’

Toch maak ik mij schuldig aan wat ik anderen verwijt. Er is namelijk wel degelijk iets veranderd in mijn werk sindsdien. Veel vaker ‘draai’ ik de knop van de kleurverzadiging een stuk terug en in zwart-wit (oorspronkelijk digitaal opgenomen in kleur) wil ik geheel onverwacht opeens nog wat kleur overlaten, zoals misschien nog wel het duidelijkst te zien is in deze foto.

Of het zo zal blijven, dat betwijfel ik. Daarvoor heb ik in dertig jaar te weinig veranderd in mijn ideeën over hoe een foto zou moeten zijn.

Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (5)

Een paar jaar geleden kon ik de verleiding niet weerstaan een Russisch 24-uurs horloge van het merk Raketa te kopen. Het uurwerkje was voor mij zo onweerstaanbaar omdat het geheel ontdaan was van vormgeving die niet direct gebonden was aan functionaliteit. Een gebruiksartikel, geen sieraad.

Dat gebruik bleek bij het dragen toch nog lastig vanwege het 24-uurs principe. Probeer maar eens op zo’n horloge te zien dat het acht uur is, als je opgevoed bent met de grote en de kleine wijzer die per etmaal twee keer een rondje maken in plaats van slechts één keer.

Russen zelf moeten het over het algemeen niet zo van hun eigen producten hebben. Bij mijn aankomst al werd de eerste taxi door mijn gezelschap geweigerd omdat de auto van Russische makelij was. In plaats daarvan werd er gewacht op een Mercedes of een BMW.

Je moet echt een grondige hekel hebben aan je eigen producten als je bij voorkeur in een auto stapt die gefabriceerd is in een land dat toch van oudsher Staatsvijand Nummer Een is.

Ook was ik de enige in het gezelschap die Wodka dronk. Olga was geheel verknocht aan Starbucks en moest helemaal niets hebben van de Russische kopie Costa Coffee op de foto. In de sauna zag ik dat Alexander een onderbroek van Calvin Klein droeg.

Graag had ik een winkel met tweedehands foto apparatuur bezocht, omdat ik meetzoeker camera’s verzamel en de Russische Zorki, een vrij exacte kopie van de Leica, is bij mij favoriet, maar ook daar leek weinig enthousiasme voor te zijn. Toen ik bij toeval een mooie Zorki met toebehoren in een souvenirwinkel zag liggen, werd mij verzekerd dat ik de camera beter ergens anders kon kopen omdat de prijs te hoog zou zijn.

Ik ben niet zo’n ster in het omrekenen van valuta (daarover later meer) waardoor ik mij te laat realiseerde dat de camera die hier minstens 175 Euro zou kosten daar voor twee tientjes in de etalage lag.

Toen Alexander me vertelde dat het museum voor erotische kunst ook een sexshop zou krijgen, nam ik aan dat de vibrators en andere attributen vanuit de EU of de VS werden geïmporteerd, maar dat bleek een verkeerde inschatting. Trots meldde hij dat vrijwel alle artikelen van de shop in Rusland geproduceerd werden en een week geleden zag ik ook inderdaad hier in Amsterdam een etalage vol met Russische vibrators van hoge kwaliteit, voor zover ik dat kon beoordelen vanaf de stoep. De vormgeving was in ieder geval bijzonder frivool en (voor mij) geheel niet Russisch.

Het zijn kennelijk de producten die directe herinneringen oproepen aan het Sovjet-tijdperk die bij de jonge, moderne Rus een doorn in het oog zijn. Terwijl een goed deel van de wat oudere mensen die ik sprak met liefde over Stalin spraken en naar mijn gevoel een zekere heimwee koesterden naar het communisme.

Die herinneringen aan de oude USSR werden voor mij het duidelijkst toen ik met Olga als tolk een supermarkt bezocht die een voor Europese begrippen ongekend brede sortering had. Ik verbaasde me daar hoe chaotisch het verkeer van winkelwagentjes verliep.

Olga verklaarde die botsende winkelwagentjes door te verwijzen naar de tijd dat Moskovieten uren in de rij stonden voor aardappelen of iets anders dat tijdelijk voorradig was. Nu was het aanbod zo groot geworden dat niemand meer kon kiezen, omdat ze dat eigenlijk van oudsher niet gewend waren.

Die uitspraak van haar zal ik nooit vergeten en het beeld van die winkelwagentjes ook niet.

Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (4)

In het laatste decennium is het inkomen van de gemiddelde Moskoviet enorm gestegen. De prijzen van onroerend goed gingen in deze trend mee en dan volgt wat hier ook zou gebeuren; speculanten laten panden verkrotten in afwachting van de hoogst mogelijke vierkante meter prijs. Gevels worden met netten behangen om voetgangers voor vallend puin te behoeden of ze dienen als immense reclameborden voor merken als Dior, Vuitton en Calvin Klein.

Er zijn mensen die beweren dat achter die verlaten gevels zich het ware Moskou afspeelt van zwervers, drugdealers, prostituees, maar daar heb ik niets van gemerkt. Ik was er te kort, of het bestond eenvoudigweg niet binnen mijn beperkte actieradius rond het hotel op steenworp afstand van het Kremlin.

Het is niet verwonderlijk dat veel Moskovieten zich ergeren aan dit straatbeeld, maar de prijzen zullen niet eeuwig blijven stijgen. Wat er dan achter die reclames en bouwnetten vandaan komt zal een van de meest mysterieuze steden van dit continent waardig zijn. De grijze, fantasieloze betonblokken van de naoorlogse USSR zullen daar niets aan afdoen, eerder zullen ze de schoonheid van wat er in eeuwen is opgebouwd accentueren.

Op mijn weinige wandelingen alleen raakte ik steeds meer gefascineerd door die stad. Hier ik wil blijven, dacht ik meer dan eens. Eventueel zelfs sterven. Met stijl, zoals Raspoetin.

Eerst werd de man met een olifantendosis kaliumcyanide vergiftigd waar hij alleen wat slaperig van werd. Daarna werd hij met kogels doorzeefd en toch hield hij nog voldoende kracht over om op zijn benen te blijven staan. Uiteindelijk bezweek hij alsnog onder de knuppels van zijn tegenstanders die hem vervolgens in een half bevroren riviertje dumpten.

Iets dergelijks moet Dylan Thomas voor ogen hebben gehad toen hij Rage, rage against the dying of the light schreef – zonder overigens zelf in de praktijk iets monumentalers te presteren dan een veel te vroege en vooral sullige dood in een ziekenhuis na wat gezeur over 18 whisky’s.

Achteraf gezien zou ik ook kunnen denken dat ik in april 2011 aanvoelde dat de ware revolutie in Rusland nog moest plaatsvinden. Een revolutie waar ik bij wilde zijn. Niet die van de economische verlossing, maar die van de persoonlijke vrijheid.

Steeds beter begon ik te begrijpen wat Alexander voor ogen had met zijn museum voor erotische kunst. Anders dan vergelijkbare musea over de hele wereld, was zijn initiatief een persoonlijke geste, een middelvinger naar het systeem dat hem zonder rechtsgrond als democratisch gekozen burgemeester van Archangelsk monddood had gemaakt.

Zei Alexander dat het werk in zijn museum provocerend moest zijn, dan begreep ik dat niet zo. Hij had immers 40 foto’s van mij aangekocht en wat was er nu provocerend aan mijn werk?

Toen Poetin drie maanden later de oproerpolitie inzette om zoiets onschuldigs als de Moscow Gay Pride te verstoren, begreep ik beter wat hij bedoelde. Persoonlijke vrijheid betekende in dit land – waar tijdens het communisme de lichamelijke liefde officieel niet bestond – vooral ook seksuele vrijheid.

Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (3)

Na de onderhandelingen met Alexander Donskoi die naar mijn idee mislukt waren door de tolk die zo goed Italiaans sprak, maar in het Engels steeds naar woorden moest zoeken (Comme se dice bla-die-bla?), ging ik naar mijn hotelkamer en ontdekte daar de minibar.

Op zich lijkt dat niet zo vermeldenswaard in het verslag van een oude man alleen op reis, maar dan heeft u de keur aan wodka’s die in Moskou wordt aangeboden misschien nog niet geproefd. Ik ben een doorgewinterde wodkadrinker omdat ik de smaak van alcohol op zich niet zo kan waarderen.

Een stevige dronkenschap daarentegen weer wel. Giet ik twee borrelmaatjes wodka in een gul glas Sprite dan proef ik de alcohol niet meer zo. Dan lijkt het drankje op de ooit zo vertrouwde Ranja die mijn moeder op het strand van Bloemendaal schonk.

Was er voldoende frisdrank in de minibar geweest dan had ik mij nooit echt zo intensief in mijn favoriete drankje kunnen of willen verdiepen. Nu maakte ik voor het eerst echt kennis met de brede variatie in smaken die wodka kan hebben. Een waar genoegen voor de tong en een ongekende ontlasting van de stress die de onderhandelingen me hadden opgeleverd.

Voordat ik het wist zat ik op de rand van mijn bed zachtjes ‘Nathalie’ van Gilbert Bécaud te zingen. ‘Elle parlait en phrases sobres de la Revolution d’Octobre…’ Drank maakt echter overmoedig, dus na enige tijd waagde ik mij ook aan het hardop voor mij uitgalmen van ‘Back in the USSR’ totdat gebons op de muur van de belendende hotelkamer me er verder van weerhield.

Diezelfde overmoed deed mij ook besluiten Evgenia in Archangelsk te bellen. Zij had immers op voortreffelijke wijze de reis en het hotel geboekt. Bovendien was haar Engels perfect.

Ik deed mijn beklag over de tolk en zij was vol begrip. Het werd een prettig gesprek waarin we het nog over Poesjkin en Tsjechov hebben gehad. Ze was een intelligente jonge vrouw, die desalniettemin verbaasd was dat Russische literatuur ook buiten Rusland werd gelezen.

Ze ging een nieuwe tolk voor me regelen. Zo makkelijk gaat dat nu als je een slokje op hebt, dacht ik nog toen ik de verbinding verbrak en geheel gekleed in slaap viel.

Toen mijn zakenpartners me de volgende ochtend in een woud van lege wodkaflesjes aantroffen was de nieuwe tolk geregeld; een piepklein meisje van mijn zoon’s leeftijd. De dochter van een kleuterjuf en een Aerophlot piloot. Genetisch gezien had ik het niet beter kunnen treffen. Een kleuterjuf had ik sowieso 24/7 nodig en een piloot kon ook geen kwaad, gezien de situatie waarin ik mij bevond.

Ze studeerde ook nog eens diplomatie en sprak Engels als een native speaker, maar wat ik nog wel het meest aan haar kon waarderen was dat zij razendsnel kon denken. Ietwat onhandige formuleringen ontstaan door mijn tanende dronkenschap en de irritatie die de eerdere onderhandelingen in me hadden opgeroepen, werden keurig door haar uit de vertaling gehouden, waarna ze ook nog de goede smaak had om mij te vertellen wat ze wél en wat ze niet had vertaald.

Het werd een mooie dag met een Alexander die – nu hij wel goed met me kon communiceren via Olga – een uiterst aimabele man bleek te zijn die geen kans voorbij liet gaan om mijn verblijf in Moskou zo aangenaam mogelijk te maken. Nog diezelfde middag zat ik met hem in de oudste sauna van Moskou die door weinig Europeanen ooit is gezien.

(Wordt vervolgd)

Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (2)

Alexander Donskoi bleek een voortvarend gastheer. Hij vroeg me wat ik het liefst wilde zien in Moskou omdat het immers mijn eerste bezoek is en hij stelde het Rode Plein voor. Op de een of manier sprak me dat niet aan. Al voor mijn vertrek had ik besloten dat ik het liefst de oude Loebjanka gevangenis wilde zien. Zowel de tolk, een meisje dat me voortdurend in het Italiaans aansprak, als Alexander begrepen dat niet helemaal. Ze kwamen met alternatieven zoals een indrukwekkend gebouw uit de tijd van Stalin, waarvan de naam me nu is ontschoten.

De Italiaans sprekende tolk

Misschien wilde ik naar de Loebjanka omdat ik ooit een Engelstalige roman had vertaald; The Commissar’s Report van Martyn Burke. Tijdens die klus had ik een bijna ongezonde interesse ontwikkeld voor Feliks Dzerzjinski, de oprichter van de geheime dienst Tsjeka en de ijzeren arm van Stalin.

Je kunt sowieso als man van middelbare leeftijd niet naar Moskou gaan om naast een ietwat zwoel ogende juffrouw in een taxi plaats te nemen zonder je een heel klein beetje James Bond te voelen, hoe belachelijk dat ook moge klinken. Het merendeel van wat ik over Rusland wist was immers gebaseerd op fictie, niet op harde feiten.

Bij de Loebjanka had ik me een groot gebouw voorgesteld met misschien wat bijgebouwen, maar nu bleek het een klein dorp te zijn geworden waar de organisatie en het ambtenarenapparaat van de KGB gehuisvest waren. Loebjanka had zelfs een eigen metrostation en mijn voornemen een foto van mezelf te laten maken voor de hoofdingang, waar ooit Djerzjinski dagelijks voorreed in zijn revolutionair gepimpte Rolls Royce, moest komen te vervallen omdat niemand wist waar dat gebouw stond en of het nog wel bestond.

Uiteindelijk werd het een foto ergens op het Loebjanka-terrein met een gebouw op de achtergrond waar niemand de geschiedenis van wist. Het fotograferen daar was hoe dan ook lastig omdat overal bontmutsen op wacht stonden met karabijnen om de schouder. Het was onvermijdelijk dat mij verboden werd nog langer foto’s te maken en Alexander haastte zich naar de wacht toe te lopen (zie foto vorige bijdrage) terwijl schuin achter mij een van de twee andere mutsen zijn karabijn van de schouder haalde.

Ik moest mijn paspoort laten zien en de gezichten klaarden op. Ik was Nederlander en daardoor kon ik in de ogen van de wachten geen spion kon zijn. Een land waar Nederlanders zonder voorbehoud vertrouwd werden? Dat kon nooit helemaal gezond zijn. Een beetje teleurgesteld voelde ik me en vooral bezorgd over de toekomst van dit land.

Doordat ik het bezoek aan het Rode Plein voor gezien had gehouden, durfde ik tegen het voorstel om in een oud restaurant waar nog de authentieke Russische keuken geserveerd werd niet te protesteren. Zo kwam het dat ik even later voor het eerst en hopelijk ook voor het laatst Borsjtsj at. Met bewondering keek ik naar Dmitri, rechterhand van Donskoi, die een bord vol met geleibrokken gevuld met duistere substanties met een blik van verrukking in zijn ogen verorberde. Hoe lang ik ook naar die brokken staarde, het werd mij niet duidelijk waar ze mee gevuld waren. Paardenhersenen? Schapenkloten?

Gelukkig was er ook een salad bar en wodka.

Hoe gezellig het ook was en hoe vriendelijk Donskoi ook naar me deed, er zou vroeg of laat over zaken gesproken moeten worden en dat gebeurde dan ook na de maaltijd. De Italiaans georiënteerde tolk begreep vrijwel geen woord van wat ik zei, waardoor Alexander aan mijn Engels begon te twijfelen in plaats van het hare en voordat ik het wist zaten we als kemphanen tegenover elkaar.

Na een minuut of tien wilde ik nog maar één ding. Zo snel mogelijk naar huis.

Posted on Leave a comment

Mijn naam is Gans (1)

Inmiddels is het een jaar geleden dat ik op het vliegtuig stapte om op uitnodiging van Alexander Donskoi een bezoek te brengen aan Moskou, de laatste stad op de wereld die ik ooit verwacht had aan te doen. Tijd dus om mijn herinneringen aan deze dagen in april van 2011 uitgebreid vast te leggen voordat moedertje Alzheimer of vadertje Korsakov ze weer van me afneemt.

Reisreportages beginnen vaak in een taxi na aankomst op de plaats van bestemming, maar mijn reis begon al weken voor vertrek met het zoeken op het Internet naar wie nu de Alexander Donskoi was die mij via het contactformulier van AmeaNet had benaderd met het verzoek werken aan te leveren voor een nieuw op te zetten museum voor erotische kunst in Moskou.

Een eerste zoekactie via Google op de naam Alexander Donskoi leerde mij dat een Russische staatsburger met diezelfde naam burgemeester van Archangelsk was geweest totdat Poetin een einde maakte aan zijn democratisch verkregen positie door hem in de gevangenis te laten gooien wegens vermeende economische misdaden.

Archangelsk ligt ver van Moskou dus ik twijfelde of ik de juiste Donskoi had gevonden. Bovendien leek het mij ook niets voor een politicus om zo’n voor Rusland gewaagd museum te starten op steenworp afstand van het Kremlin, maar toen ik het vliegticket ontving en Archangelsk als plaats van verzending zag, bleef er weinig ruimte voor twijfel over.

Meteen werd ik onzeker over de dresscode voor zo’n ontmoeting met een Russische hoogwaardigheidsbekleder. Een foto van Donskoi zou mij wellicht wijzer kunnen maken. Na eindeloos Googlen vond ik dan die éne hier afgebeelde foto waarop Donskoi, ondersteund door mannen met bivakmutsen en kogelvrije vesten, in de vroegte van zijn bed wordt gelicht.

Ja, dat was nu echt het soort opdrachtgever dat mij zou inhuren, maar over hoe ik mij zou moeten kleden was ik niet veel wijzer geworden.

Bij het zoeken via andere diensten vond ik een foto van Donskoi in een keurig, misschien wat fantasieloos kostuum op de achterbank van een auto. De foto was kennelijk bij zijn vrijlating gemaakt want hij maakte een V-teken naar de pers. Voor mij was het duidelijk; ik kon niet volstaan met mijn vaste garderobe van 24 zwarte T-shirts en twee spijkerbroeken.

Na een bezoek aan de The English Hatter beschikte ik over een lange gevoerde jas, een diplomaat waardig, plus een keurig colbert, een paar Arrow button-down overhemden en – voor een sportief intermezzo – nog wat lamswollen truien. Dit alles op kosten van mijn moeder die mij altijd graag in het buitenland ziet verblijven.

Op zolder vond ik nog een paar vrijwel ongebruikte Van Bommel brogues die na afstoffen en poetsen het perfecte schoeisel bleken om mijn outfit te completeren. Mijn SM-laarzen en leren jas bleven thuis, zo had ik besloten.

Er was sowieso weinig ruimte in mijn koffer want ik wilde ook vijftig van mijn fotografische werken mee smokkelen. Een moedige beslissing die me toch enige kortademigheid bezorgde toen een duivels uitziende vrouw van de Russische douane een vol kwartier van mijn paspoort naar mijn gezicht en weer terug bleef loeren.

Ik was enorm opgelucht toen mijn mobiele telefoon ging en Donskoi’s tolk me hartelijk met mijn nieuwe Russische voornaam ‘Gans’ aansprak. Even later zag ik mijn opdrachtgever ook naar me zwaaien. Een jonge man, veel slanker dan op de foto’s, gekleed in een leren jack, een spijkerbroek, sneakers en een wollen muts op zijn hoofd zoals die graag door rappers wordt gedragen, maar wel onmiskenbaar de Alexander Donskoi van de foto’s.

In het vliegtuig had ik me nog een wereldburger gevoeld, maar nu voelde ik mij een hopeloze provinciaal.

(wordt vervolgd)