Posted on Leave a comment

Beste Rutger Groot Wassink (7)

Deel 7

Beste Rutger Groot Wassink,

Ik kan me niet meer herinneren hoe het was toen de uitspraak van Rechter Asscher binnenkwam. Ik heb er totaal geen beeld meer bij. Het enige wat ik weet, is dat zowel Het Parool als ik in het gelijk gesteld werden.

Het leek een wonder te zijn dat de rechter zo geoordeeld had, ondanks het klungelige pleidooi van Eberhard van der Laan, waardoor ook de mensen die mij maar deels goedgestemd waren een zacht gesis lieten horen in de rechtszaal.

Voor Het Parool was de uitspraak even overdonderend. De enorme dwangsommen die boven hun hoofd hingen leken daarmee van de baan, zoals veel later ook daadwerkelijk zo bleek te zijn.

Middelburg had, tegen het offciële beleid van Justitie in, aangetoond dat er wel degelijk georganiseerde misdaad in Amsterdam was. Zijn gedegen journalistieke werk had slecht één enkele getuige nodig in een stad vol getuigen die of te laf waren of te materialistisch.

Ik werd die ene getuige en ik kon ook die ene getuige zijn, omdat ik zowel geld van de politie had geweigerd, als van Charles Geerts.

Ik kon weer over straat. De redacteuren van Propria Cures die mij al die tijd het licht in de ogen niet gunden, omdat ik zo veel media-aandacht had gekregen, trokken de overwinning snel naar zich toe nu de kust veilig was, en ik kreeg een rekening thuisgestuurd voor een bijdrage in de proceskosten.

Ik belde Van der Laan op en hij was weer even bits naar me als altijd, blafte me toe dat die rekening niet voor mij bedoeld was, zei dat hij niet begreep hoe die rekening in mijn bus was beland en hing zonder een groet op. Ik snapte zijn chagrijn niet. Zijn belang was immers geweest om de corruptie binnen de politie onder het tapijt te vegen en dat was gelukt.

De politie van Amsterdam was misschien wel de grootste winnaar in dit schaakspel, al zou dat niet lang duren want ook de onderste laag van die strontvijver zou enkele jaren toch boven komen drijven in de vorm van de IRT-affaire.

Ergens had ik een bloemetje verwacht van Het Parool voor de tonnen in dwangsommen die ik hen mede had bespaard, maar ik heb nooit meer wat van ze gehoord totdat Mathijs van Nieuwkerk een peroonlijke vijand van mij de opdracht gaf mijn zojuist verschenen roman Nette mensen in een nieuwe tijd af te fakkelen, zonder ook maar een woord inhoudelijk of stilistisch aan de roman te besteden. Driekwart van de recensie was gewijd aan zijn junkievriendje Rob van Erkelens die zo mooi kon schrijven, maar wiens roman door iedereen doodgezwegen werd. En dat terwijl ik in een aankondiging van de Groene Amsterdammer met Willem Elsschot vergeleken werd.

Dat moet ook zuur voor hem zijn geweest, maar literaire werken worden wel vaker niet beoordeeld op hun echte waarde, maar hoe mediageniek ze zijn.

Ik had zoiets voelen aankomen, want ik wist dat Matthijs, toen redacteur kunst en cultuur van Het Parool,  mij te ‘cocky’ vond. Bovendien was Matthijs – en dat zal niemand die hem goed kent betwisten – toen een uitermate streberig maar zeer kinderachtig mannetje. Toen hij me belde dat hij ook nog een foto van me nodig had en de fotograaf over een kwartier op mijn stoep zou staan, wilde ik instinctief weigeren. Ik had een zeker voorgevoel hoe die foto zou uitpakken. En ook dat bleek een goede inschatting te zijn.

Toen mijn zoon nog heel jong was, kon hij het woord Parool niet goed uitspreken. Het klonk als Porol uit zijn mond. Tot op de dag van vandaag noem ik Het Parool, zeker sinds Theodor Holman in die krant het gedachtengoed van ultrarechts salonfähig probeert te maken, nog steeds De Porol.

Als gevolg van de reeks artikelen in Het Parool, en mijn sleutelroman twee jaar later, verloren twee dubieuze advocaten hun werk en aanzien, Charles moest zich langzaamaan uit Skala Agenturen terugtrekken en hij werd uiteindelijk kwetsbaar genoeg voor de Gemeente Amsterdam om een begin maken aan het opkopen van veel vastgoed op de Wallen.

Ik wil mijn rol daarin zeker niet te groot maken, maar als niemand ooit aangetoond had hoe ver Charles van het pad was geraakt door overmatig coke – en drankgebruik en hoe crimineel zijn organisatie, bestaande uit ‘vriendjes’ bij Yab Yum zoals Bruinsma en Urka, was geworden, dan had de gemeente veel meer moeite gehad om zijn macht over de Wallen tot vrijwel nul te reduceren.

Nu nog aantonen dat de gemeente Amsterdam het gebied beter kan beheren dan Charles dat heeft gedaan. Voorlopig past de gemeente enige bescheidenheid op dat vlak.

Hiermee wil ik de aan u gerichte brief afsluiten. Niet dat ik zal stoppen met deze reeks. Zoals ik eerder al zei, zal ik doorschrijven tot aan het heden en als het u interesseert dan zult u nog heel wat bekende gezichten voorbij zien trekken uit Circus Amsterdam. Per slot van rekening speelde alles wat ik hier nu beschreven heb zich dertig jaar geleden af, dus ik heb nogal wat nieuwe stukken te schrijven.

De putlucht zal in me in elke aflevering opnieuw naar de neusgaten stijgen, maar het is mijn persoonlijke geschiedenis en die wil ik zonder literaire pretenties opschrijven. Als iemand vind dat ik mij niet aan de feiten houd, dan mag die persoon opstaan, maar ik vermoed dat men zal zwijgen. Alleen het vertrouwde schouderophalen. ‘Ach, dat kan toch allemaal niet waar zijn.’

Net zo gewend ben ik aan uitspraken binnen de sociale advocatuur dat niemand aan deze affaire, en vooral wat daar nog vele jaren later uit zou voortkomen, zijn vingers wil branden.

Maar voor nu wil ik reageren op een van uw ambtenaren die mij aanmoedigde om naar de Bijstand te verkassen en uiteindelijk, toen ik daar in het geheel de noodzaak niet van wilde inzien omdat ik voldoende vooruit bevestigde opdrachten heb liggen, mij uiteindelijk toebeet dat ik dan maar een bezwaarschrift moest indienen.

Hoe zou ik een bezwaarschrift in kunnen dienen? Ik heb niet eens een brief gekregen waarin bevestigd wordt dat ik afgewezen ben voor de TOZO. Voorlopig kunt u dan ook deze geschiedenis als mijn bezwaarschrift zien.

Ik hoop dat het goed met u gaat. Uw daad om zoveel mogelijk ZZP’ers te redden, was zeer nobel. Dat ik weer eens tussen de wal en het schip ben gevallen, doet daar niets aan af.

(wordt vervolgd, maar niet meer als open brief aan RGW)

Posted on Leave a comment

Brede zitvlakken

Gisteren heb ik de debatten gevolgd over de dood van Dolmatov en de politieke consequenties die daar eventueel uit voort zouden kunnen vloeien. In Nederland weet je dan eigenlijk van tevoren al wat de uitkomst van zo’n debat zal zijn. Onze politici blijven doorgaans zitten. De breedte van hun zitvlak lijkt daarbij een grotere rol te spelen dan de omvang van hun blunders.

Meer dan eens tijdens die lange live uitzending van de debatten had ik het gevoel dat ik van ergernis een hartinfarct zou krijgen, omdat ik me veel te betrokken voelde bij deze kwestie.

Ik ben namelijk in het afgelopen jaar, na 56 jaar zonder overtredingen – zelfs geen parkeerbon of snelheidsovertreding – tweemaal gearresteerd. De eerste keer wegens zelfverdediging en dat was een serieuze zaak. De politie vond dat ik onevenredig of ongepast geweld had gebruikt naar mijn agressor. Mijn dader/slachtoffer had namelijk een bloedneus. Ik mocht mijn geluk voor de rechter beproeven en daarmee een strafblad riskeren of op cursus bij de Reclassering en ik heb voor het laatste gekozen, omdat ik mij vanwege werkzaamheden in de USA geen strafblad kan veroorloven.

De cursus leek een eeuwigheid te duren. Een half jaar lang bijna elke maandag naar een dadersclub waar niemand me heeft kunnen vertellen wat dan wel evenredig of gepast geweld is wanneer iemand je probeert te wurgen en tegelijkertijd je schedel op de rand van het aanrecht probeert te kraken. Wel veel geleerd. Zo vertelde een jongeman mij dat je nooit je ‘bitch’ doordeweeks in elkaar moet slaan, maar altijd op vrijdag- of zaterdagmiddag, omdat de politie dan geen celruimte vrij heeft. Of je nu wel of niet over een ‘bitch’ beschikt, zoiets blijft toch interessante informatie.

De tweede keer dat ik gearresteerd werd was wegens openbare dronkenschap. U moet zich bij ‘openbare dronkenschap’ geen plein of nachtelijk steegje voorstellen, maar mijn eigen slaapkamer. Jawel, openbare dronkenschap in mijn eigen slaapkamer. Ik had misschien zes bier gedronken over een tijdsbestek van vijf uur en ik was op bezoek geweest bij mensen die me dusdanig op mijn zenuwen hadden gewerkt dat ik uit frustratie bij thuiskomst een trap gaf tegen een fotolijst met daarin een van mijn minder geslaagde werken.

Een betrokken ziel die van mijn ergernis wist en niet kon zien wat er werkelijk gebeurde, hoorde het geluid van brekend glas en was bang dat ik het opzettelijk gedaan zou hebben om met de scherven mijn polsen door te snijden. Wie mijn leefomstandigheden kent, zal begrijpen dat die inschatting niet eens zo ver gezocht was.

Zij probeerde de crisisdienst te bereiken, maar die gaf geen gehoor, dus benaderde ze de politie. Zo horen goede burgers dat te doen wanneer zij denken dat iemands leven in gevaar is.

Ik was mij van dit alles niet bewust en was inmiddels alweer in een prettiger humeur toen er aanhoudend werd aangebeld. Iemand in nood misschien, dacht ik, want het was laat in de avond dus haastte ik mij de deur te openen en daar stonden de agenten die mij zonder omhaal arresteerden.

Nu slik ik medicatie die ik echt nodig heb. Zit ik te lang zonder dan kan dat nare gevolgen hebben. Bij de eerste arrestatie had ik mijn pillen niet mogen innemen. Wijs geworden door die ervaring tastte ik voordat de boeien omgeslagen werden naar mijn medicijnen en nam pijlsnel twee pillen in. Het verbaasde me dat de dichtstbijzijnde agent zijn wapen trok, maar ik was toch tevreden dat ik niet zoals eerder zonder medicatie de cel in moest.

Hoe fleurig ze zo’n cel ook maken met ingedroogde poep, kots en andere narigheid; je doet geen oog dicht en in de ochtend moest ik opnieuw mijn medicijnen innemen. Zoals te verwachten was werd dat geweigerd. Mijn verzoek om een arts werd uiteraard, net zoals bij de eerdere arrestatie, eveneens geweigerd.

Een vriendelijke brigadier van de dagdienst kwam me uiteindelijk bevrijden, hoorde mijn verhaal aan en overhandigde mij een formulier om een klacht in te dienen tegen de betrokken agenten en ik mocht mijn schamele bezittingen ophalen die ik de avond ervoor uit mijn zakken had moeten halen. De twee pakjes sigaretten waren er niet meer, mijn sleutels en pillen wel maar mijn telefoon was ook weg. Na enig rondvragen kwam een agent van twee kamers verder in de hal mijn Blackberry overhandigen met de tekst: “Wat een fokking koleredingen zijn die Blackberries, man!”

Dat was ik overigens geheel met hem eens. Dat hij allerlei settings had gewijzigd en mijn mail vast voor me had geopend vond ik aanzienlijk minder beleefd.

Vorige week ontving ik een brief van Justitie dat ik de zaak van ‘Openbare Dronkenschap’ als afgehandeld mocht beschouwen. Dat is bijzonder gul van Justitie maar ik had het meer op prijs gesteld als ze wat met de klachtenprocedure zouden hebben gedaan.

 

Nu heb ik dus een hele dag naar Teeven mogen luisteren die eigenlijk zei dat de fouten van de Vreemdelingenpolitie niet representatief waren voor het algehele beleid van Justitie. Hij schroomde zelfs niet de automatisering ten dele de schuld te geven van de dood van Dolmatov. Ik moest mezelf even in de wang knijpen. Computerfouten? Was het soms 1985 en had ik misschien ook al mijn haar nog?

Ik begon me af te vragen of er überhaupt wel een tijd is geweest dat Nederlandse gedetineerden, schuldig of onschuldig, gewoon op medische hulp konden rekenen en hun medicijnen konden innemen, desnoods de verkeerde, zoals bij Slobodan Milošević gebeurde die dat ‘foutje’ van Justitie ook al niet overleefde. Wat de overheid overigens ook weer niet zo heel erg ongelegen kwam.

Maar goed, de eer van Teeven is gered en onze volksvertegenwoordigers kunnen zich weer geheel concentreren op het bekritiseren van politici in andere landen die op ondenkbaar brutale wijze de mensenrechten schenden.