

Als kop had ik ook gewoon ‘analoge fotografie’ kunnen kiezen, maar ik vind analoge fotografie in deze tijd nu eenmaal aanstellerij. Zo denk ik daar overigens pas sinds kort over. Toen ik in 2000 langzaamaan overschakelde naar digitale fotografie kon ik me uitstekend voorstellen dat veel mensen besloten om gewoon door te fotograferen op film. Die manier van werken heeft immers een eigen signatuur en in die tijd was ook niet iedereen voldoende handig met een computer om prettig digitaal te werken.
Voor mij kwam de digitale fotografie als een verademing. Ik heb in mijn jeugd voor de Utrechtse Foto Afdrukcentrale (UFAC) gewerkt als ‘chef handwerk’. Een amusante benaming voor een functie die verre van lichtvoetig was. Ik stond de hele dag in een donkere ruimte ter grootte van een ruim toilet, naast een collega die het niet zo nauw nam met hygiëne, om foto’s af te drukken voor vakfotografen. Het werken met fotopapier zorgde voor veel paper cuts, nare wondjes aan de vingers die het werk bemoeilijkten. Al snel ontdekte ik dat ik die wondjes op eenvoudige wijze kon behandelen door mijn handen vijf minuten in het fixeerbad te dompelen. Dichtschroeien, zo noemde ik dat.
Na een aantal maanden ontwikkelde ik wat we toen nog ‘dokaziekte’ noemden. Ik hoefde maar in de buurt van een donkere kamer te komen of ik kreeg overal jeuk en in een later stadium ook eczeem. Voordat mijn werk echter geheel ondoenlijk was geworden, werd ik al door de toen nog bijzonder actieve Dienst Arbeidsinspectie van verdere activiteiten bij de UFAC bevrijd. In plaats daarvan kreeg ik een uitkering die twintig procent hoger lag dan mijn laatstverdiende salaris, plus een mogelijkheid tot omscholing.
Dat was een mooi sociaal gebaar van de Arbeidsinspectie, maar van die allergie voor bepaalde chemicaliën kom je niet zo maar af. Zelfs decennia later moest ik mijn tijd in de donkere kamer tot een minimum aantal uren beperken om niet weer dezelfde verschijnselen te krijgen.
Het lag dus voor de hand dat ik de digitale fotografie vanaf het prille begin zou omarmen, al waren er nog veel beperkingen.
Inmiddels fotografeer ik 18 jaar digitaal en ik doe geen enkele moeite het digitale aanzien van mijn foto’s te verhullen, net zo min als ik ooit moeite heb gedaan om mijn analoge foto’s een andere uitstraling te geven door ze bijvoorbeeld op canvas af te drukken.
Toch heb ik nu het uitzicht op een paar weken vrij en ik ga weer eens als vanouds analoog fotograferen. Gewoon om dat gevoel weer eens op te halen. Op zoek naar filmpjes kwam ik op het Internet in een wondere wereld terecht van fanatieke fotografen die analoog werken. Ik wist van hun bestaan, ik had ook veelvuldig kennis gemaakt met hun superioriteitswaan, maar nu leerde ik op de vele forums die ik bezocht ook hun werkwijze kennen.
Het eerste wat mij verbaasde was dat vrijwel al deze ‘echte’ fotografen op 135 film werken. Dat vond ik hilarisch. U moet weten dat 135 film nooit en te nimmer voor fotografie is gemaakt, maar voor filmcamera’s. Als je dan toch zuiver in de leer wilt zijn, gebruik dan 120 film, want die is speciaal voor analoge fotografie ontwikkeld. Ik heb daar slechts één keer een opmerking over gemaakt en ik kreeg – uiteraard – alle Leicaliefhebbers op mijn dak. Leica heeft immers als eerste bedrijf fotocamera’s op de markt gebracht die met 135 cinemafilm gevuld dienden te worden.
Over Leica mag je als fotograaf geen kwaad woord zeggen. Leica camera’s zijn peperduur en derhalve heilig. Duur staat in de fotografie voor hoge kwaliteit. Nu heb ik genoeg met Leica’s gewerkt om te weten dat het trage camera’s zijn in vrijwel alle denkbare situaties. Ik roep wel eens – uitsluitend om een Leicafetisjist te sarren – dat de foto’s van Robert Capa gemaakt op D-Day niet zozeer onscherp waren door zijn benarde positie onder mortier- en mitrailleurvuur, maar vooral omdat hij met een Leica fotografeerde.
Leica maakt tegenwoordig ook digitale camera’s maar ik ken niemand die ermee werkt, alleen Poetin’s maatje Medvedev zie ik op televisie wel eens 30.000 Euro aan Leica-apparatuur optillen om een kiekje te maken.
Wat mij echter nog het meest aan de moderne analoge fotograaf stoort is dat ik om de haverklap teksten lees als: ‘Ik laat mijn foto’s niet afdrukken, hoor, want ik dat zou dat oude, vertrouwde gevoel van negatieven inscannen voor geen goud willen missen.’
Verder lezend moest ik tot de conclusie komen dat de gemiddelde analoge fotograaf zijn filmpjes bij de Hema laat ontwikkelen om ze vervolgens in te scannen en te bewerken in Photoshop. Wat is aan dat proces nog analoog behalve de op rommelmarkten vergaarde camera’s?
Ik heb nu besloten een aantal dagen echt analoog te gaan fotograferen. Dus zelf het filmpje ontwikkelen en zelf de foto’s afdrukken op echt fotopapier dat niet uit een printer komt rollen. Waar mogelijk zal ik dezelfde opnamen zowel digitaal als analoog vastleggen. Ik hou u op de hoogte!