
Brillen
Toegegeven, ik wist al heel lang dat ik een leesbril nodig had. Dus af en toe ging ik naar een café en vroeg de bardame om de pot met achtergelaten brillen. U heeft geen idee hoeveel mooie leesbrillen er in een uitgaansgelegenheid achtergelaten worden. Met een krantje op de bar begon ik ze te testen. De lelijke en modieuze gingen er het eerst uit. De overgebleven brillen probeerde ik dan uit door de krant te lezen. Had ik scherp beeld, dan bleef die bril voorlopig op mijn hoofd staan.
Nu kunt u zeggen dat je voor de prijs van een Wodka met 7-up in Amsterdam drie fijne leesbrillen bij de Blokker kunt kopen, maar dan heb je een bril die iedereen op heeft. Een bril zonder eigen leven, zeg maar. De laatste bril die ik in een café bemachtigde is mij dermate dierbaar geworden dat ik hem nog enkele keren heb laten repareren. En soms zette ik ‘m op als het niet nodig was, gewoon omdat het zo’n fijn brilletje was.
Tegelijkertijd wist ik dat ik veraf prima kon zien. Althans dat dacht ik totdat een jonger iemand me vroeg welke tram er aankwam. Terwijl ik voor mijn gevoel in de mist stond te turen en twijfelde tussen lijn 7 en lijn 1, had zij haar bril al uit haar tas gehaald en riep: “Het is lijn 1”.
Dat is toch niet ideaal voor een fotograaf. Ik moest denken aan de tijd dat ik bij de Utrechtse Foto- & Afdrukcentrale werkte en daar had ik een baas die ontkende aan een bril toe te zijn en hij keurde vrijwel al mijn afdrukken af, omdat ze onscherp zouden zijn. Uiteindelijk ben ik op het hoogst mogelijke contrast gaan afdrukken, zonder een enkel grijstoontje, en toen ging hij wel morrend akkoord met mijn werk.
De laatste tijd kreeg ik ook wel eens klachten dat ik de sharpen-optie in Photoshop iets te gul gebruikte, dus vandaag ben ik maar eens naar mijn naamgenoot Hans Anders geweest. Ik viel met mijn neus in de boter, want ze hadden net actiedagen.
Na wat gepiel met boven afgebeelde apparatuur bleek ik in het geheel niet zo goed te zien, ook veraf niet, en bovendien ook nog eens astigmatisch te zijn, wat dat ook moge inhouden.
Eerst mijn tanden en daarna mijn haar naar de Filistijnen en ik was al jaren voorzien van een kunstheup die ze toch maar heel gul, ondanks mijn bescheiden levensverwachting, geplaatst hadden. Nu nog eens twee brillen. Een voor dichtbij en een voor veraf.
Ik had natuurlijk een dubbelfocus exemplaar kunnen kiezen, maar dan had ik me toch echt definitief oud gevoeld. Nu kies ik ervoor om die brillen steeds maar weer te gaan lopen zoeken, omdat mijn korte termijn geheugen ook wat minder wordt.
Met mijn geestesoog is (nog) niets mis. Ik zie de taferelen nu al voor me. “Waar ligt die godvergeten bril nu weer?! Nee, niet die! Die andere!”